englanti |
right, correct
just
just, at that moment
-
Ik kwam juist terug van mijn werk, toen ik een ongeluk zag gebeuren. — I was just coming back from work, when I saw an accident happen.
exactly
-
Zo’n laffe uitvlucht van jou is juist wat ik niet wilde horen. — Such a lame excuse from your part is exactly what I didn’t want to hear.
conversely; actually; indeed; even (emphasizing a contrast)
-
Katten houden niet van water, terwijl honden er juist gek op zijn. — Cats do not like water, while dogs are actually crazy for it.
-
Ze zei dat ik mijn schuchterheid nog een stukje kwijt moest raken, maar ik had juist alles gedaan om kalm en professioneel te lijken.
-
She said that I’d still have to lose my shyness a bit, but indeed I’d done everything to seem calm and professional.
|